Je stapt ’s morgens vroeg naar buiten in de stralende zon en meteen is het duidelijk: de natuur is ook al wakker. Koekoeken laten je vrolijk weten hoe laat het is, overal zijn wielewalen – ja, die van het doedeljoe-liedje- te horen en groene spechten vliegen lachend over: ben jij nu pas wakker? Vanuit de Oude Donau klinkt een meeslepend kikkerkoor en wie weet roept er wel een boomkikker in je tuin. Voor dat alles hoef je niets te doen, alleen even in je luie stoel zitten genieten en luisteren. Daar is die koekoek weer. Even de benen strekken richting Rackevei Duna. Onderweg lijkt het wel alsof nachtegalen en zanglijsters, met wielewalen as dirigent, onderling een zangwedstrijd houden. De Rackevei duna ligt er rustig bij: ’s morgens vroeg met alle metaalkleuren blauw en grijs, later blauw glinsterend als de zon erop schijnt. Deze rivierarm zit vol vis en dat de plaatselijke bevolking dit weet, is duidelijik.Karpers van meer dan tien klo zijn hier niet eens uitzonderlijke vangsten. Niet alleen mensen weten deze rijkdom te waarderen. Scheert daar niet pijlsnel een soort slanke ’meeuw’ met een zwart petje door de lucht? Visdief heet hij en die naam is niet gestolen. Zijjn neefje, de zwarte stern, is donkerder en eet vooral insekten die hij van het water plukt. Gegarandeerd vliegen er ook reigers over, groot, met een langzame, statige vlucht. Onze gewone blauwe reiger is de meest algemene, maar kijk eens of er niet eentje tussenzit die niet blauw-grijs, maar bruin is? Dat is de purperreiger, in onze lage landen een zeldzame verschijning. Viseters, allebei. In het riet verklappen kleine karekiet – iets lichter en luchtiger- en grote karekiet – iets zwaarder en luider- hun naam; ja, ook die van het liedje “karekiet-kiet-kiet, ‘k woon in ’t riet-riet-riet…”. Genoeg van water, vis en riet wordt het tijd voor een wandeling naar de voormalige gemene weiden net ten noorden van Dömsöd. De graslanden, bossen en rietlanden zijn niet meer in gemeen(schappelijk) bezit, maar worden door particulieren gebruikt. Voor de graslanden is begin mei wat vroeg, hoewel nu al de witte sterretjes van vogelmelk en de gele boterbloemen mooi afsteken tegen het groene gras. De volle kleurenpracht is pas een paar weken later te bewonderen als het kleurenpalet wordt aangevuld met nog meer wit van allerhande schermbloemen en blauw en paars van vergeet-me-nietjes, salie en beemdkroon. Nu zijn ook de padranden wit en geel door pijlkruidkers en kruisbladwalstro. Het bos is zoals een bos hoort te zijn: dicht en schaduwrijk; muggenrijk ook, maar een druppeltje DEET doet wonderen en laat je in alle rust genieten. Een bos vol olmen en essen, met bloeiende meidoorns en kornoeljes die zorgen voor koppige en aardse geuren. Dan wordt de bodem ook nog eens bedekt door een tapijt salomonszegel. Tussen de bomen voeren haviken een slalom uit om kleine vogels te verschalken. Eindeloos mooi, maar de zon lokt toch weer. Iets verderop liggen tussen de rietvelden een paar visvijvers, waarvan er nu en dan wel eentje droog ligt. Dit is het domein van tureluurs en ooievaars en het jachtgebied van bruine kiekendief. De tijd loopt verder en langzaamaan verlaten de reetjes het bos om te komen knabbelen aan allerhande bomen en struiken. Terug in Dömsöd vliegt een kwak – een kleine reiger- heen en weer over de oude Donau. Tijd voor de kikkers om weg te wezen!